Ha lieve allemaal! Vandaag komt dit verslag jullie toe vanuit ons hostel Villa Vento in Panama City. Ik zit hier aan een tafeltje in de ‘woonkamer’, met Spaanse rapmuziek op de achtergrond, een verkoelend zwembad in de binnenplaats en glinsterende wolkenkrabbers op de achtergrond. We hebben hier oud & nieuw gevierd en sindsdien lekker de stad verkend. Morgenochtend nemen we een vroege bus naar een schip in Portobello, dat ons in zes dagen naar Colombia zal brengen. Maar voor nu, terug naar Guatemala, waar een heel andere busrit ons van Semuc Champey naar Antigua bracht.
Na twee nachten in Utopia hobbelden we in de vroege morgen weer terug naar Lanquin (Vergeten wat hiervoor gebeurde? Lees hier deel 1 van onze tijd in Guatemala). Daar aangekomen leek het er even op dat we waren opgelicht door de chauffeur van de heenweg bij wie we alvast een shuttle naar Antigua hadden geboekt toen we in het dorp aankwamen. De bus die de anderen uit ons hostel hadden geboekt bleek namelijk vol en vertrok zonder ons… Gelukkig kwam er na een half uur een andere aangereden, en wat heel leuk was, bijna alle mensen van onze reis vanuit Flores gingen met dezelfde bus! Het was weer een lange, maar gezellige rit en even voor het donker kwamen we aan in Antigua. Onze wegen splitsten zich daar weer, de anderen gingen naar het backpackers hostel the Three Monkeys, terwijl wij een tip hadden gekregen om naar Casa Amarilla te gaan, precies aan de andere kant van de stad. Het hostel was echt super, met hele schone kamers en een heerlijk droog bed. Heel fijn na alle vochtige lakens in Flores en Semuc.

Antigua is de derde stad van Guatemala met zo’n 50.000 inwoners. Vanaf 1543 is het zelfs de hoofdstad van het land geweest, maar vanwege een verwoestende vulkaanuitbarsting in 1773 werd die positie in 1776 aan de stad gegeven die nu bekend staat als Guatemala City. Dat een vulkaanuitbarsting de stad verwoestte is niet heel gek, Antigua is namelijk helemaal omringd door vulkanen. De drie bekendste zijn de Acatenango, Pacaya en de nog actieve Fuego, die alledrie beklommen kunnen worden met tours die overal in de stad worden aangeboden. Door al die vulkanische aanwezigheid is de grond rond de stad heel vruchtbaar en de stad is dan ook omgeven door groene landschappen en plantages en overal in de stad groeien struiken met gekleurde bloemetjes. Omdat we van veel mensen hadden gehoord dat Antigua een fijne stad was, besloten we om er wat langer te blijven en ook de tijd te nemen om onze reis verder te plannen. Dat bleek een goede keuze! De volgende dagen verkenden we de stad, af en toe uitglijdend op onze slippers over de met kinderkopjes ingelegde straten, foto’s makend van de fotogenieke straten vol gekleurde huisjes en ons tegoed doend aan de grotere varieteit van eten en drinken. Op zo’n 30 minuten lopen vanuit ons hostel bezochten we zelfs een biologische plantage die de heerlijkste verse groenten serveerden.


Pan comido
Maar we waren niet alleen voor relaxen naar Antigua gekomen: er moest ook een vulkaan beklommen worden! Na een rondgang langs meerdere touroperators met prijzen tussen de 18 en 90 euro voor dezelfde tocht besloten we toch gewoon met die van ons hostel te gaan voor 150 quetzales (ongeveer 18 euro). Hopend op een goede gids en niet helemaal uitelkaar vallend kampeermateriaal. De avond voor de klim hadden we nog een bbq bij de three monkeys met Marina, Bas, Bobby, Rémy en Jess, een vriendin van Rémy uit Zwitserland. Becky had helaas een voedselvergiftiging opgelopen, waardoor alleen Rémy en Jess de volgende dag meegingen om de Acatenango te beklimmen. We werden rond 8 uur opgehaald bij ons hostel, onze backpacks volgepakt met de warmste kleren die we konden vinden (ik kreeg zelfs nog een extra jas van de eigenaresse van het hostel), snacks en 5 liter water voor de tocht. In het uurtje rijden naar de voet van de vulkaan maakten we kennis met de rest van de groep. We waren in totaal met z’n negenen inclusief onze gids Lucas. Daar aangekomen kregen we ieder een voedselpakket, slaapzak en een matje en verdeelden we het gewicht van de drie tenten over onze rugzakken.
De hike naar de top van de Acatenango is de afgelopen jaren erg toegenomen in populariteit. Deze vulkaan, wiens naam land van de bamboe betekent in het Maya, biedt namelijk een waanzinnig uitzicht op de nog lavaspuwende Fuego en de inactieve Agua. Iedereen uit onze groep droeg zijn eigen rugzak, maar je kunt er tegenwoordig ook voor kiezen om je tas (tegen betaling) door een drager naar boven te laten brengen. Deze extra 12-15 kilo maakten de toch al niet heel gemakkelijke tocht een stuk pittiger, vooral omdat ons tempo vrij hoog lag. Daarnaast was de weg heel steil en de losse vulkaansteentjes maakten het pad een soort graveltennisbaan, waardoor je makkelijk uitgleed! Vooral de eerste twee uur waren heel zwaar, maar ook ontzettend mooi. Het landschap veranderde ongeveer elk uur, van een soort heidegrond met kleurige bloemetjes en verende grond liepen we door naar een tropisch nat regenwoud. Vervolgens stonden overal waar je keek naaldbomen en uiteindelijk bleef er alleen een zandvlakte over.

Gemiddeld lopen groepen tussen de 4 en 7 uur naar boven. Wij kwamen na zo’n 4,5 uur klimmen rond half 4 aan in het basecamp, waar een aantal dunne stroken land boven elkaar zijn uitgegraven om op te kamperen. Dit is ook direct de enige voorziening die is aangebracht op de vulkaan, er zijn geen wc’s of kookgelegenheden. Echt back to basics dus!

Na het opzetten van onze tent konden we nog even genieten van de laatste zonnestralen voordat het echt koud begon te worden. Lucas had ondertussen een heel aantal dikke boomstammen verzameld en Rémy, Thijs en ik verzamelden nog wat kleiner brandhout wat hoger op de helling. Even later zaten we rond een knapperend kampvuur met warme chocolademelk en een flinke scheut rum uit de fles die we hadden meegenomen. Daarna aten we onze noodles, een koud gekookt ei en een snicker terwijl we in de verte de lichtjes van Antigua een voor een aan zagen gaan en de sterren tevoorschijn kwamen. Niet veel later hoorden we opeens wat gerommel en daar zagen we de feloranjerode gloed van de rotsblokken en lava die uit de krater van Fuego omhoog werden gestuwd en al stuiterend langs de flanken van de vulkaan naar beneden rolden. Echt een ongelofelijk bijzondere ervaring en niet te vergelijken met iets dat we eerder hebben gezien.

Na het eten ging iedereen een voor een naar de tent om wat slaap te pakken voor de klim naar de summit voor de zonsopkomst. Thijs en ik bleven nog een tijdje bij het vuur zitten om nog iets langer van het schitterende schouwspel te kunnen genieten. Maar uiteindelijk gingen ook wij rond 9 uur naar de tent, waar onze tentgenoot al lag te slapen. We trokken alleen onze schoenen uit en gingen met jas en al in onze slaapzak liggen, een in een extra shirt gewikkelde toilettas als geimproviseerd kussen. De tent die we hadden gekregen was helaas niet in topconditie, en kon door een kapotte ritssluiting maar voor de helft dicht. Om enigzins warme voeten te houden legden we onze backpacks op het voeteneinde, maar het bood niet al te veel soelaas. De tent was ook niet berekend op onze Hollandse lengte waardoor we onze benen niet konden strekken (daar was die opening in de tent dan wel weer handig voor).
Al met al dus niet de beste omstandigheden voor een goede nachtrust… Gelukkig was het maar een kort nachtje en konden we na een paar uur woelen om half 4 de tent weer uit. Moe maar nog steeds compleet onder de indruk van Fuego die maar kleine uitbarstingen bleef hebben, begonnen we aan het laatste deel van de tocht naar de top. Best spannend om in het pikkedonker over de smalle paadjes over rotsen te klimmen, maar het was een stuk minder zwaar omdat we onze rugzakken niet mee hoefden te nemen. Een paar mensen uit onze groep hadden wat last van hoogteziekte, maar gelukkig kwamen we met z’n allen na twee uur bij de krater aan. Door de open vlakte was het heel winderig op de top en met een temperatuur van een paar graden onder nul had ik het ondanks mijn twee jassen en muts heel erg koud. De vermoeidheid hielp denk ik ook niet echt mee. Dus al bibberend van de kou stonden we even later te wachten op de zonsopkomst, die hopelijk ook wat warmte mee zou brengen. Ondanks wat bewolking was het echt een prachtig gezicht om te zon tussen de vulkanen op te zien komen, met de verschillende kleuren geel en roze gereflecteerd door de witte wolken. We hadden veel mazzel want in de week ervoor waren er geen uitbarstingen geweest en hadden de groepen veel regen, bewolking en slecht zicht gehad!

De afdaling bracht weer wat beweging en dus weer wat bloed in mijn versteende voeten, en ook kilo’s vulkaanzand in onze schoenen. Bij het basecamp had onze gids het vuurtje alweer lekker opgestookt en verdween het laatste restje kou met een hete kop oploskoffie en het zonnetje dat nu weer lekker scheen. Tijdens het ontbijt kwam de broer van onze gids even buurten en oefenden we ons Spaans een beetje. Ze vertelden over een race waar ze op dit moment voor trainden, een hardloopwedstrijd over de drie hoogste vulkanen rondom Antigua. Drie keer zo’n 4000 meter naar boven en beneden rennen en dat in zo’n 18 uur. Echt ongelofelijk zwaar, zelfs voor mensen die vulkanen beklimmen als beroep… De tocht op de Acatenango was dan ook een ‘eitje’ of ‘a piece of cake’ voor hen, of zoals ze het in het Spaans zeggen: ‘pan comida’ (gegeten brood). Na het eten ruimden we de tenten op en daalden we ieder op ons eigen tempo af. Door de steile en glibberige paden was het erg goed opletten en onze knieen kregen het flink te verduren. Na zo’n 3 uurtjes waren we weer beneden en reden we uitgeput maar tevreden terug naar de stad.

Hippies en hikes
Na een dagje uitrusten en bijkomen van de spierpijn verruilden we Antigua voor San Marcos. Dit hippiedorpje was zo’n 3,5 uur rijden en ligt aan het meer van Atitlan, (een van de) grootste meren van Guatemala en net als Antigua helemaal omgeven door vulkanen, wat het volgens de Lonely Planet een van de mooiste meren op aarde maakt. San Marcos is een van de vele dorpjes aan het meer en bestaat uit 1 hoofdstraat op een paar honderd meter parallel aan het water, met zijstraten die naar het meer lopen. Er zijn veel massage-, reiki- en yogastudio’s, winkeltjes met zelfgemaakte sieraden/kleren/cosmeticaproducten en een aanbod allerhande workshops, van chocolademeditatie tot tantra tot het kweken van je eigen paddestoelen. Ons hostel Del Lago lag zoals de naam al doet vermoeden direct aan het meer en had een steiger en een yogaplatform met een waanzinnig uitzicht. De kamers en gedeelde wc en douche waren helaas was minder geweldig – voor het eerst op onze reis vonden we het ergens echt vies. Gelukkig hadden we onze lakenzak en eigen kussensloop die toch nog een (schijn) schoon gevoel gaven.

Niet lang na onze aankomst hoorden we opeens bekende stemmen: Marina, Bas, Bobby en Becky bleken in hetzelfde hostel te zitten! Super gezellig natuurlijk en de volgende dag besloten we om met z’n allen naar ’the trampoline’ te gaan. In tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden is dit geen trampoline, maar een houten platform gebouwd op de rotsen vanaf waar je 12 meter naar beneden in het water kunt springen. Onze groep werd aangevuld door Dom en Amelie uit Australie en Canada die we die ochtend bij het ontbijt hadden ontmoet.

Na een ochtend zwemmen en springen namen we een watertaxi van 10 minuten naar het iets grotere feestdorp San Pedro aan de overkant van het meer om te pinnen en te lunchen. Die dag was voorlopig alweer onze laatste in Atitlan, want de volgende dag vertrokken we oostwaarts naar Quetzaltenango. In Semuc Champey hadden Thijs en ik namelijk over een trekking gehoord die je vanuit Xela (de koosnaam van Quetzaltenango) in drie dagen door prachtige landschappen voert, helemaal terug naar Atitlan. Het leek ons een mooie uitdaging om zo’n afstand te lopen en ondertussen meer van het land te zien. Bas en Marina besloten met ons mee te gaan dus die avond hadden we een afscheidavond met de anderen onder het genot van bier en pizza.
De volgende ochtend gingen Marina en ik naar een yogales en in de middag reden we met z’n vieren in een taxi richting Xela. Met 200.000 inwoners is het een van de grotere steden in Guatemala, waar in totaal zo’n 16 miljoen mensen wonen in een gebied twee keer zo groot als Nederland. De stad wordt vooral bezocht door hikers of mensen die serieus Spaans willen leren, maar is verder niet echt toeristisch. We deelden een kamer in het Renaissance hostel, een groot koloniaal pand met brede gangen, een lieve huiskat en hele ruime kamers. Na aankomst liepen we wat door het centrum om te pinnen en aten we een snackje bij een van de vele vrijwel lege en niet heel erg inspirerende restaurants. Om 6 uur werden we verwacht bij de briefing op het kantoor van de Quetzaltrekkers, waarbij we de tocht hadden geboekt. Het kantoor zat niet in het beste deel van de stad, onderweg kwamen we allemaal gecrashte auto’s tegen en in vele portieken lagen zwervers hun roes uit te slapen.
Waarschijnlijk heeft de organisatie die plek uitgekozen voor de lage huurprijzen, zodat er zo meer geld overblijft voor hun doel: “Hike volcanoes, help kids”. De Quetzaltrekkers werden in 1995 opgericht om straatkinderen van Quetzaltenango te voorzien van onderwijs en activiteiten om hen van de straat af te krijgen en te houden. Dit doen ze via het runnen van een school, een crisisopvang en verschillende programma’s over onder meer herstel na een drugverslaving, gezondheid en familierelaties. Om inkomsten te genereren organiseert de stichting trekkings door de hooglanden van Guatemala. Ze draaien daarbij volledig op vrijwilligers zodat echt alle opbrengsten worden gebruikt voor de sociale projecten. Inmiddels zijn er naast Xela twee zusterorganisaties bijgekomen in Leon, Nicaragua en Sucre in Bolivia. Die avond werden we verwelkomd door twee van die vrijwilligers: Kendall en Erick, onze gidsen voor de tocht. Ze vertelden over wat ons te wachten stond de komende drie dagen en gaven ons direct extra bagage mee – omdat die tas nog niet zwaar genoeg was… Iedereen kreeg etenswaren zoals trailmix of pasta mee en ook het eet- en kookgerei werd verdeeld. Daarnaast zochten we ieder een slaapzak, matje, stokken, muts en fleecetrui uit.
De volgende dag moesten we alweer om half 7 verzamelen en na een gezamenlijk ontbijt vertrokken we bepakt en bezakt naar het busstation. De bus bracht ons naar de voet van de Xela vallei: de start van onze 42 kilometer durende wandeling! Op de eerste en tweede dag zouden we de meeste meters maken, op de eerste dag stond al direct 24 kilometer op het programma. Voordat we begonnen met lopen, stond Erick erop dat we allemaal een boom knuffelden: dat zou ervoor zorgen dat we de komende drie dagen geen regen zouden krijgen…

De tocht begon met een klim uit de vallei, waarna we door een cloud forest liepen. Net voor de lunch begon het ondanks onze liefdevolle interactie met de boom toch een beetje te regenen, maar onze poncho’s hielden ons droog genoeg om niet te verkleumen. Na een verrassend lekkere maaltijd van bonenpasta, guacemole, tortilla’s en groente liepen we verder richting Santa Catarina, onze slaapplek voor die nacht.

We waren te gast in het huis van een inwoner van het dorp. Het met plavuizen bedekte huis had een badkamer en vijf kamers met matrassen op de grond. Samen met nog een Nederlands meisje zaten we met z’n vijven in de grootste kamer. Ondertussen was Erick op de veranda begonnen aan de pasta voor het avondeten, terwijl Kendall ons twee bij twee meenam naar de temazcal. Temazcalli betekent letterlijk ‘huis van hitte’ en is een soort Guatemalteekse sauna. Thijs en ik waren als vierde aan de beurt en door het donker liepen we naar een klein houten huisje. We kleedden ons om in de eerste ruimte en kropen daarna op handen en voeten door een met stof afgedekte kleine opening. In die tweede ruimte stonden verschillende pannen vol water lekker te borrelen op gloeiendhete kolen en achterin konden we zitten op een houten plankje. Naast de pannen met heet water was er ook een grote bak met koud water en kleine plastic kommetjes waarmee je het water kon mixen tot elke gewenste temperatuur. In de ruimte zelf was het al lekker warm, maar door het hete water over onszelf heen te gooien konden onze moeie spieren nog beter ontspannen. Na een gezellig diner kroop iedereen vroeg in de slaapzak, om uit te rusten van een heel inspannende maar mooie dag!
Na een energierijk ontbijt van rijst, bonen en torrilla’s bij een lokaal restaurant, verlieten we het dorp de volgende dag in alle vroegte. Vandaag stond zo’n ruim 13 kilometer op het programma, beginnend met een prachtig stuk door de bergen. Halverwege de ochtend kwamen we aan bij ‘record hill’, een heuvel die zo wordt genoemd door de gidsen van de Quetzaltrekkers omdat ze onderling – en met ons – een wedstrijdje doen wie er het snelste boven is. Een voor een mochten we naar boven lopen over de steile smalle paadjes, terwijl Kendall ons timede. Niet iedereen voelde er veel voor om in de brandende zon met de vorige dag nog in de benen een heuvel op te rennen, maar een aantal mensen konden het uiteraard niet laten om zich te bewijzen. Zo had Thijs de tweede tijd van die dag (maar kon ie het uur erna niet stoppen met zeuren over hoe moe ie wel niet was). Na de slopende heuvel kwamen we aan in een dorpje met de bijnaam icecream village waar we een bevroren banaan met chocola en een ijsje konden kopen om even af te koelen. Bas en Marina vertrokken hierna samen met Kendall naar een busstation, omdat een oude enkelblessure van Marina begon op te spelen. Wij vervolgden onze weg richting een dal, waar we diverse rivieren moesten oversteken. Langzaam maar zeker werd het grijzer en grijzer en net toen we de laatste hap lunch achter de kiezen hadden, begon het keihard te regenen. Al met al een vrij natte middag dus, met water dat onder onze voeten doorstroomde en water dat uit de hemel op onze hoofden kletterde. Maar we hielden de stemming erin, het landschap was nog steeds heel mooi en we maakten vrienden met twee jongetjes met een stapel hout op hun hoofd, die onderweg waren naar huis.

Deze jongetjes van nog geen 12 jaar oud droegen hun vracht met zo’n schijnbaar gemak, dat wij niet anders konden dan ons ongemak relativeren: wij hadden er tenslotte toch echt zelf voor gekozen om drie dagen te gaan wandelen – zij hadden die luxe niet en waren alsnog niet chagrijnig. Met hulp van deze twee helden trotseerden we alle rivieren en kwamen we aan bij the cornfield of death. De steile weg dwars door de maisvelden was door de regen bijna niet meer te herkennen als pad omdat al het extra water er een soort rivier van had gemaakt. Uiteindelijk kwamen we dan toch zonder al te veel kleerscheuren, maar tot op ons ondergoed doorweekt, aan in Xiprian, waar bij aankomst de zon spontaan begon te schijnen. Hongerig en koud ontdekte ik dat mijn slaapzak en bijna al mijn kleren het ook niet droog hadden gehouden… Gelukkig kon het kampvuur en een heel mooie zonsondergang mijn humeur en kleren even later weer wat verwarmen. Die avond sliepen we bij Don Pedro en zijn familie, in een eetzaal die later werd omgebouwd tot slaapzaal. Na het roosteren van veel te veel marshmellows kropen Thijs en ik samen onder zijn nog droge slaapzak, voor een kort nachtje op de harde vloer. Om vier uur stonden we namelijk weer op om naar de mirador aan het meer te lopen voor de zonsopkomst!
Halverwege de route werden we vergezeld door twee politieagenten die ons het laatste deel van de route vergezelden. Helaas is dit nodig voor de veiligheid, er zouden meermaals (groepen) toeristen zijn overvallen rondom Atitlan, vandaar deze voorzorgsmaatregel. Nog in het donker kwamen we aan op een open veld met uitzicht op het meer, waar we op onze matjes in onze slaapzakken kropen om de zon op te zien komen. Voordat die zich liet zien zagen we zelfs in de verte Fuego nog een paar keer uitbarsten!


Ondertussen maakten Erick en Kendall koffie, warme chocolademelk en havermout als ontbijt. Na een spectaculaire zonsopkomst begonnen we aan het laatste deel van de route, dat ons door koffieplantages, over de Indian Nose en uiteindelijk naar San Juan la Laguna voerde. Na een heerlijke kop koffie reden we in een pick-up truck terug naar San Pedro, waar we na een gezamenlijke lunch afscheid van elkaar namen. Terug in San Marcos zaten we in hostel Circles, waar we met zijn vieren twee kamers met een groot balkon, keuken en badkamer deelden en een heel fijn plekje was om bij te komen van drie dagen inspanning.
Die vlieger gaat op!
Voordat we doorreisden naar onze volgende bestemming El Salvador besloten we om eerst terug te gaan naar Antigua om daar Halloween te vieren en the Day of the Dead mee te kunnen maken. We zaten weer in hetzelfde hostel als de eerste keer dus het voelde een beetje als thuiskomen 🙂 Bas en Marina begonnen aan een Spaanse taalcursus en wij zochten dingen uit voor de rest van de reis en liepen wat door de stad, waar eigenlijk altijd wel wat te doen was. Zo liepen we op een avond naar een restaurant en zagen we boven het centrale plein opeens tientallen lampions opstijgen voor Diwali (het Lichtjesfestival) en een andere avond liep de hele stad uit om naar Fuego te kijken, die zoveel lava aan het uitspugen was dat het leek alsof de hele berg in de fik stond.


Op de avond van Halloween gingen we naar een kroeg waar een vriend van Marina en Bas tijdelijk werkt voordat de bouw van zijn hostel in Ometepe kan beginnen. De hele stad was volgestroomd met toeristen, vooral uit Guatemala City die allemaal verkleed en vrolijk over staat liepen. Heel toevallig ontmoetten we Dom die zich bij ons aansloot en na een korte kroegentocht kwamen we uiteindelijk terecht op een dansvloer vol Guatemalteken en keiharde reggeaton.
De volgende dag, 1 november, was het The Day of the Dead. Dit jaarlijkse festival is vooral bekend vanwege de kleurig beschilderde doodshoofden en gigantische parades die op die dag in de straten van Mexico te zien zijn. Maar El Día de los Muertos (gelieerd aan ons Allerheiligen en Allerzielen) wordt ook in andere landen gevierd, zij het op een iets andere manier. Vanaf november staan de meeste Guatemalteekse bloemen in bloei en steekt er een wind op die perfect is voor vliegeren, het wordt dan ook wel het vliegerseizoen genoemd. Daarom staat in Guatemala net als in Mexico het eren van geliefde overledenen centraal, maar in plaats van doodshoofden zijn vliegers het symbool van deze dag. De symboliek hierachter is om via de vlieger contact te maken met overleden familieleden en hen te laten zien waar ze naar beneden kunnen komen om de familie te begroeten. Veel gezinnen maken traditionele gerechten en brengen die samen met vliegers en bloemen naar de begraafplaats van hun geliefden om hen daar te eren en herdenken. Daarnaast worden er grotere festivals georganiseerd, waarvan de meest spectaculaire in Santiago Sacatepéquez en Sumpango zijn. Voorafgaand deze feesten worden gigantische vliegers, barriletes gigantes, met diameters tot wel 10 meter gemaakt van bamboe en gekleurd papier.
Zowel Santiago als Sumpango liggen dichtbij Antigua, en wij hadden bedacht om de 20 kilometer naar het terrein op scooters af te leggen. Helaas was de kwaliteit van de machines heel slecht en toen Bas tijdens een proefrondje zijn knieen niet eens kwijt kon besloten we toch maar met de bus te gaan. Tot nog toe reisden we vooral met shuttlebusjes van plek naar plek, omdat die goed betaalbaar en vooral erg makkelijk waren. Maar eigenlijk is reizen met een bus een veel interessantere ervaring, omdat je in contact komt met (de gebruiken van) de lokale bevolking. Daarnaast is het ook een stuk goedkoper! In Guatemala rijden honderden oude schoolbussen uit de VS rond, die hier een derde of vierde leven krijgen in het openbaar vervoer. Deze bussen worden vaak chickenbus genoemd, waarschijnlijk omdat er naast mensen ook vaak handelswaar – waaronder soms kippen – worden vervoerd. Maar eigenlijk denk ik dat de naam slaat op het feit dat de bussen vaak zo vol zitten dat je je als een kip in een klein hokje in de bioindustrie voelt…

Omdat de bus uit Antigua vertrok hadden we gelukkig allevier een zitplaats, maar langzaam maar zeker werd het wel steeds krapper. De muziek stond lekker hard en het landschap flitste voorbij, totdat de bus opeens begon te sputteren. De buschauffeur probeerde nog een paar keer om de motor aan de praat te krijgen, maar het mocht helaas niet baten. Daar zaten we dan, lekker plakkerig tussen alle mensen zonder koel briesje uit de open ramen. Maar opeens zag Bas achter ons een andere bus aankomen en hij en Marina wurmden zich door de mensenmassa heen om te proberen daarin over te stappen. Wij haastten ons achter hen aan en en minuut later raceten we weer in volle vaart over de weg richting Sumpango. Omdat de bus al heel vol was toen wij erbij wilden, hing Thijs als een volleerde Guatemalteek aan de buitenkant van de bus aan twee stangen en sprong er bij elke stop even uit om mensen in en uit te laten. Best een eng gezicht voor ons maar hij had de tijd van zn leven… Na nog een overstap op een tussenstation kwamen we even later gelukkig allemaal veilig aan bij het festivalterrein, waar al honderden kleine vliegers in de lucht wapperden.

Het terrein lag in een dal tussen de bergen, aan een van de grootste begraafplaatsen van Sumpango. Er was een grote tribune gebouwd, maar de meeste mensen zaten in een van de vele eetkraampjes of liepen over het terrein, waar de gigantische vliegers stonden opgesteld. Net als bij het carnaval in Nederland, wordt er met een heel team vaak een jaar lang gewerkt aan de vliegers, om ze op deze dag tentoon te stellen en een aantal gaat zelfs de lucht in. Om dit voor elkaar te krijgen houdt een deel van het team de vlieger vast, waarna de anderen met het touw in de handen uit alle macht naar achteren rennen. Dit lukt vrijwel nooit in een keer, en meer dan eens storten de vliegers neer in het publiek.


Ook wij scoorden wat te eten bij twee verschillende tentjes en zochten daarna een plekje op de heuvel om het spektakel goed te kunnen aanschouwen. Er stond helaas niet heel veel wind, maar met vereende doorzettingskracht lukte het een aantal teams toch om hun vlieger op te laten stijgen en in de lucht te houden. Een waanzinnig bijzonder gezicht! Met deze mooie dag besloten wij onze tijd in Guatemala en ik hiermee ook dit verhaal. Tot de volgende keer, dan volgt onze tijd in El Salvador!

Wat een mooi verhaal weer! En jullie foto’s… ik kan er maar niet over uit hoe mooi die zijn! Bij thuiskomst wellicht een nieuwe carrière in het verschiet als fotografen? Lekker genieten nog even en alvast veel succes met jullie vrijwilligerswerk. Hopelijk kunnen we nog een keer bellen voordat jullie thuiskomen, maar anders tot over een kleine 7 weken in Nederland 🙂 Liefs Lou
ik heb genoten van jullie prachtige foto’s en interessante verhalen. Wat heerlijk om het mee te maken. Ik heb de kaart er weer bijgehaald, een schitterende reis, waar ik ook een beetje van mee-geniet! Liefs uit Uppel.